zijn woorden
lossen op in geroezemoes
van duizende stemmen
alleen hongerige oren
kunnen ze opvangen
ik staar naar zijn handen
zoek de magische kracht
die zovelen zal verbijsteren
en ongeloof doet rijzen
als gist het deeg
brood na brood
verbrokkelt tussen zijn vingers
tot voeding
van menigten
die handen
nooit zal ik begrijpen
hun vermogen
ik verwerp hun magie
verkruimel mijn geloof
als oud brood
voor de vogels
zij pikken het weg
wat blijft
bewegend beeld in mijn geheugen
slechts dat gebaar
eindeloos herhaald:
breken en delen
(n.a.v. Marcus 8:1-10)